Binnenkort iets van vroegah: een eigen huis
Onafhankelijkheid nu echt bijna onbetaalbaar
Een eigen huis. Een plek onder de zon. Helemaal van jou alleen (nou ja, en van de bank de eerste dertig jaar). Ooit een redelijk doel, tegenwoordig voor starters steeds meer een onbereikbare droom. Een gemiddelde koopwoning kostte in de jaren 90 nog evenveel als vier tot vijf modale jaarsalarissen, maar in 2019 was dat al acht à negen jaarsalarissen. En daarna ontplofte de markt. Laatste cijfers: de gemiddelde verkoopprijs van een bestaande woning steeg in het eerste kwartaal van 2021 met 15 (vijftien!) procent ten opzichte van een jaar eerder. Het aanbod van woningen kelderde nog verder, waardoor huizenzoekers zich helemaal suf overbieden om die schaarse beschikbare hokken (koopje) te bemachtigen. Dus nu kost een gemiddelde woning ongeveer 2.900 jaarsalarissen, je rechter nier, twee vaten uranium en het ritueel offeren van een blonde maagd. Maar dan ben je wel één van de laatsten die nog een koopwoning weet te bemachtigen, want er dreigt een kloof tussen de woningeigenaren en huurders die voor de laatste partij dadelijk niet meer valt te overbruggen. Kopers die hun vermogen automatisch zien groeien en huurders die door steeds hogere huren niet kunnen sparen. "Wie nu nog niet heeft aangepikt, gáát ook niet meer aanpikken", concludeert analist Hans de Geus (boek). Huizenbezitter versus huurder, steeds rijker versus steeds armer. Wanneer beginnen de Hunger Games?